NBB District Delft  


verspreken bij aanduiden kaart

Deler: Zuid

 

Kw:  Niemand

♠  A B T

  B 8 4

  H T 9 3

♣  T 3 2

 

♠ -

-

-

♣ -

♠ -

-

-

-

 

♠  4 3 2

  H V 7 6

  A V 8 2

♣  A V 5

 

 

biedverloop

Toelichting

west

noord

oost

zuid

 

 

 

  1SA

 

   pas

  3SA

  pas

  pas

  Uitkomst ♠H  voor ♠A van de dummy Noord.

   pas

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Probleemstelling:

De leider is in dummy aan slag. Uitkomst was ♠H  voor ♠A van de dummy Noord.
Nu zegt de leider Zuid :  ?Klavertje partner en daarna,  sorry ik bedoel een ruitentje natuurlijk?. Niemand heeft daarna nog een kaart gespeeld. Oost vindt dat de leider ♣2 uit dummy moet spelen. Zuid zegt dat hij altijd 3 bedoeld heeft en dat men niet flauw moet doen. Wat moet de geroepen wedstrijdleider doen ?

Antwoord:

Als je volgens de spelregels bridget dan moet men bedenken dat je toch duidelijke afspraken moet hebben wanneer een kaart van de dummy gespeeld is. De leider moet eerst goed nadenken welke kaart de leider van tafel wil spelen en dan die kaart noemen of zelf beetpakken. En als de leider dat zo niet doet en fouten maakt dan moet de leider geen gelijk krijgen met opmerkingen van ?flauw doen?. 

Er zijn in dit geval twee soorten vergissingen mogelijk nl. :
1 zuid bedoelde eerst ♣2 voor te spelen en bedacht zich (dus veranderde van idee en dan moet ♣2 gespeeld worden).
2 Zuid heeft steeds 3 willen spelen en versprak zich (dan moet 3 gespeeld worden).

De wedstrijdleider moet Zuid van tafel nemen en er achter zien te komen met welke van de twee gevallen van ?vergissingen? hij te doen heeft.
De spelregels geven namelijk een mogelijkheid om zoals dat heet een ?onopzettelijke aanduiding? van een kaart te wijzigen [geval 2, art 45C4(b)], maar de bewijslast dat Zuid zich versproken heeft ligt wel bij Zuid. Uiteindelijk is het Zuid die deze problemen veroorzaakt.
Als wedstrijdleider kun je niet in het hoofd van de leider kijken en dus daarmee vaststellen of er sprake is van een verspreking of niet. Als  het enigszins mogelijk is dat de leider een klaverkaart bedoeld heeft dan moet ♣2 gespeeld worden (bijv. omdat hij al enige slagen vooruit aan het denken was).

Verspreking zou alleen kunnen als de leider in z?n hand zoiets als ♣ 6 5 zou hebben i.p.v. ♣ A V 5 die hij nu heeft. Dan zal de leider misschien wel gedacht hebben dat de ♣-kleur lek was, maar hij zou neem ik aan niet vrijwillig klaveren willen spelen. Alhoewel , je weet nooit zeker. Het is wel zeer onaannemelijk. Maar dat zal blijken als de wedstrijdleider met de Zuidspeler apart gaat praten.

Beslissing zal lijkt mij moeten zijn (ik zou nog wel even met Zuid  praten) : Kl 2 moet uit de dummy  gespeeld worden.