NBB District Delft
ZUID leider in 4Sch |
♠ A 9 8 |
|
♠ |
|
♠ B 2 |
|
♠ |
|
Probleemstelling:
Zuid speelt 4♠. U ziet maar een paar kaarten. Zuid is 7e-slag aan slag
in z’n hand en speelt ♣7 voor. West speelt ♣10 bij en de leider zegt ♠ en
dan of
de 8 of het Aas, want Noord speelt ♠8 bij en Oost speelt daarna ♦4
bij en dan pas zegt Oost dat de leider ♠A gezegd heeft. De WL
wordt erbij geroepen.
De geroepen wedstrijdleider (WL) constateert dat zowel de Oost-speler als de
West-speler verstaan hebben dat de leider ♠A zei.
De NZ-spelers
beweren dat de leider Zuid ♠8 gezegd heeft.
De WL constateert ook dat Oost niet gekeken heeft of Noord ♠A bijspeelde en
zonder te kijken ♦4 bijgespeeld heeft.
Wat moet de WL beslissen.
Antwoord:
Als ik er niet uit zou kunnen komen uit de beweringen van beide partijen en
het staat 2:2 dan zou ik zeggen dat uit Noord ♠8 gespeeld moet worden en Oost
toch ♦4 moet spelen. De Oost-speler moet eerst kijken wat er in Noord
bijgespeeld wordt, dan kun je WL nog steeds roepen (art 21A).
Ik zou de slag met ♠8 laten winnen.
Het is allemaal niet zo bevredigd, maar Oost had niet zonder meer
♦4
moeten bijspelen.